donderdag 18 september 2014

Garçon Nanke De Leeuw gaat naar de Congo (deel 1) ( met de Albertville5 van de Compagnie Maritime Belge! Rond 1930-33)

Mijn vader Fernand, als jongen Nanke genoemd, heeft bijna zijn hele leven als kelner en barman gewerkt. Letterlijk als debarasseur van 14 - 15 jaar begonnen - waar hij de kneepjes van het afruimen leerde en het bedienen afkeek.  In die jaren, 1925 +, werd je als "petit" of piccolo in de bediening bijna als slaafje behandeld en dito betaald.  Maar, als er een maître was die wat in je zag als Garçon, werd je wèl het vak aangeleerd.  Streng, maar wel kundig.  Want afruimen in een chique hotel of restaurant deed je niet zomaar! En natuurlijk was en is serveren en zeker uitserveren en fileren van bijvoorbeeld vis aan tafel al helemaal niet iets dat je zomaar even doet.
Maar toen hij dacht het allemaal wel te weten en wat meer wilde verdienen, viel zijn oog op een advertentie in de etalage van de CMB (toen nog net CBMCongo) op de Meir in Antwerpen. Uiteraard in het Frans : "gezocht: volwaardig opgeleide restaurant garçons met getuigschriften voor ons schip Albertville V."  Als Bruxellaire sprak hij onberispelijk Frans, natuurlijk ook Schoon Vlaams èn, dat was een pré, ook nog "ein bisschen Tischen Deutsch". Oftewel: hij kon de Franse  menukaart zowel in Vlaams als in Duits vertalen en kon Genau richtig auf Deutsch de gasten bedienen.  Het salaris was maar liefst 2,5x zoveel dat hij toen verdiende.  Nadeel was wel 6 weken weg, 6 weken vrij of gelijk de volgende dag weer 6 weken weg.  Groot voordeel was natuurlijk dat op dat schip geen geld uitgegeven kon of moest worden en het dus elke 6 weken bij aankomst een flinke spaarpot was. Het idee ook iets van de Congo te zien behalve die zwarte mannekes die kwamen lossen laden was een vergissing.  Want die twee dagen in - jawel, Leopoldville - was het aan boord ook voor de garçons, de hele dag aanpakken en werken geblazen.  Maar toch, 's avonds mocht men een paar uurtjes van boord om even de manlijke driften voor nog geen halven Belga * kwijt te kunnen en nogmaals, het was nen schonen spaarpot!  Dus... Op 28 augustus 1930 zij de stoomboot toeeeeeeeet, toet, toet, de touwen los en de kaai dreef weg! :)


Maar dan begint het!  Instructies om te bedienen, af te ruimen, mise en place en heel de "ordre de service" in de kombuis, de salon à manager, leken nauwelijks op wat hij kon, kende en wist. :D  "Allez, het was zo precies of dat we in een circusschool zaten! We moesten leren om op één been staande en het andere been in de lucht te serveren en af te ruimen? Jazeker! En bon, ik was goed in de gymenas geweest, dus dat viel wel mee, dat had ik letterlijk als eerste van de nieuwelingen subiet onder de knie.  Ja, dat kwam omdat we op zee zelfs met kalme wateren moesten rekenen met het stampen of rollen van den boot! Dat is het in de lengte op en neer gaan, dus stampen, of van links naar rechts over en weer wiegen, dus rollen, van het schip tijdens le service. Tiens?"  Nee daar had hij nooit aan gedacht.  En ook in de kombuis waar dat ge alleen al amper je kont kon keren, moest er met 8 man tegelijk - terwijl de "bufsteaks" door de lucht vlogen als pannenkoeken om te keren - zowel de uitgaande talloren (borden) plats (schotels) of terrines altijd "exactement horizontale" hoog in de lucht, met voorrang maar wel tegelijk met de afgeruimde talloren op borsthoogte zien te kruisen, voorbij te tippelen of onderdoor te kruipen.  "Bij de eerste oefening, we waren nog geeneens bij Vlissingen, vlogen de soepterrines, plateautjes en wijnglazen al door de salon à manger! :D "  Gelukkig was alles leeg en de plateaus van innox die al fameus als oefenmateriaal geblutst waren.  Maar, oefening baart kunst, en de maître verzekerde ons dat rennen met lege schalen hoog boven uwen kop moeilijker is dan met volle om ze in balance te houden.  Dat klonk al als een opluchting. "D'ailleurs," verzekerde de maître ons, de nieuwelingen zouden de eerste diners en souppés niet met soep en zo geoccupeerd worden.  Toch was dàt nu juist een foute training!  Want op de Schelde, het kanaal en ter hoogte van Bordeaux was er geen rimpelje op het water te zien.  Maar toen wij, de nieuwelingen, met de soepterrine moesten uitserveren voorbij de golf van Biscaye, klonk het "toeeet-tut-tut" (of zo) uit de stoomfluit en riep de maître "sluit de patrijspoorten!" (dat zijn die ronde raampjes) Behalve de opdracht was dat ook een waarschuwing dat het schip in heftiger water zou komen.  En ja, je voelde gelijk het schip deinen. De poorten waren nog niet gesloten of het klonk al van "Klang-boing-boooooooooooinggg" in de kombuis waar een deksel niet zoals het hoort gezekerd was.  De passagiers kwamen binnen en werden weer in hun fauteuils aangeschoven en terwijl het eerste glas wijn al omging en madame la baronesse met een gilletje opsprong en het halve tafelkleed meetrok, bedacht ik : "Amaai, dat gaat hier nog wat worden subiet!" Maar het glas was gelukkig alleen maar in de soeptalloor terecht gekomen en door haar reflex niet in haar decoleté waar dat ge overigens niet neffens kon zien! Maar nog voor het soepbord vervangen was probeerde in de andere rij een jonge man uit zijn fauteuil op staan, zijn servet te grijpen en stamelde:  "ooh, amaai, ik geluuf da'k nie guu gaan worden..."  en spoedde zich naar "Les Lavatoires Hommes" alwaar hij ruim een half uur verbleef alvoor hij door de Stuart, de tafelgenoot  en een hulpje naar zijn kajuit gebracht werd. Een ding was zeker; dien Ghaanteneer (Gent) was zeeziek geworden van 3-4 stampen.  Want tijdens die eerste hilariteit was de zee weer zo glad als een spiegel geworden.  Afgezien van het ongerief, wisten we al bijna exact wie wie was en waar vandaan. Madame de baronesse had een 30 jarige tafel- en hut-genoot die aangezien werd als haar zoon, maar tot ieders verbazing haar niet met maman maar in haar oor met "chouchou" of "chouke" aansprak. Naast hem zat een eveneens pakweg 30 jarige die Duits sprak of misschien Letzeburgs en constant als nen tique-nerveu op zijn horloge keek.  Heel toepasselijk droeg hij altijd nen "Titz" hoewel dat in Antwerpen alweer lang uit de mode was. Maar toch, Maurice Chevalier moest nog vanwege dien Titz wereldberoemd worden.  De twee konden het goed met elkaar vinden en dus gingen de conversaties voornamelijk tussen hen twee met van tijd tot tijd naar rechts gedraaid de baronesse vragend: ."N'est pas chouchou?"
Of de baronesse het allemaal koud liet of niet, na drie dagen was het al wel "Garçon Fernand,..." Om het minste of geringste moest Fernand even komen.  En hoewel mijn vader altijd de horeca hoffelijkheid zelf was, kon hij bij wijze van spreken na 5 weken haren nek omdraaien. Elke keer weer, was haar soep opgeschept - "Ah, encore Un tout petit peut.... Oh stope, assez, Merci!" en als hij van de volgende naar de daaropvolgende wilde klonk het wéér:  "Fernand, garçon, garçon!" en wenkte zij om terug te komen.  Dat alleen al was een ramp want tussen de twee rijen tafels was net ruimte voor 1 garçon terwijl ze met zijn tweeën tegelijk, elk zijn rij, moesten uitserveren. Daarbij was het dus goed op elkaar letten, zelfs meeluisteren naar de rij achter je om niet op elkaars hielen te trappen als er oponthoud ontstond omdat de passagier iets vroeg. Maar de instructies waren duidelijk: natuurlijk moesten de passagiers antwoord op vragen krijgen, maar het uitserveren moest wel snel doorgaan omdat anders de laatste een koude hap zou krijgen.  Na een paar keer werd er afgesproken dat den Stan vóór zou lopen zodat als de baronesse naar Nanke zou roepen, ze niet onder de benen door of zo elkaar moesten kruisen in dat smalle pad.  Dat neemt niet weg dat het toch telkens weer raak was. De baronesse wachtte tot haar "amant" en den Duits uitgeklatscht waren en van de soupe geproefd hadden om dan iets aan hem te vragen waar hij chouke niet op kon antwoorden en er dus "garçon Fernand" geroepen werd. "Dites moi, ce sont quant même pas des crevettes, non?" Want ze was vergeten te vertellen dat ze allergisch voor garnalen is.  Of gewoon, "wat zijn die groene dingen, zijn dat erwtjes? Ah, ik ben dol op erwtjes!"

Na twee-drie weken kende iedereen aan boord iedereen.  Kompleet met schattige, irritante, onuitstaanbare of "eigenlijk geheime" eigenschappen.  En wat wil je na 6 weken op zo'n boot? Je kan er niet effen tussen uit. Dus amoureuze affaires, jaloezie tot moordneigingen, al het menselijke ontstond er op zo'n bootreis. Ook onder de bemanning dreigden er soms conflicten. Maar die werden via-via door de kapitein snel de kop ingedrukt!  Heel simpel, je werd dan bij de eerste tussenstop onbetaald van boord gezet en kon je het maar uitzoeken!  Al bij de eerste tocht gebeurde dat.  Een bemaningslid werd letterlijk in Goma van boord gesmeten. Niet in het water maar met een zweefvlucht op de kaai, plat op zijn bakkes. :D  dat zou voor problemen kunnen zorgen denk je?  Nee hoor!  Want in Goma stond iemand smekend om terug te mogen, die was 6 of 12 weken daarvoor van boord gegooid.  En dat gebeurde ook bij mijn vader's tweede reis: er werd iemand van boord gezet en die van vorige reis kon mee terug. :D niet zeker weten, maar waarschijnlijk voor half geld.  Zo ging dat toen nog!

Bij het naderen van de evenaar steeg de temperatur aan boord, de luchttemperatuur dus, met het uur.  Zelfs 's nachts met forse wind leek het alsof je in een hete lucht kannon stond. In die tijd bestond er niet zoiets als airconditioning. Wel waren er ventilatoren, handwaaiers en dergelijke die dus alleen warme tot hete lucht verplaatsen.  Maar toch, het was het idee dat het iets hielp.  Op een avond laat, lang na het soupé van 11 uur werd er op de deur van de kajuit geklopt. "Nanke, Nanke?" Mijn vader werd inmiddels zelfs door de baronesse Nanke I.p.v. Fernand genoemd. Ze deelden met zijn vieren de kajuit en de onderligger - mijn vader was de bovenligger - ging kijken. "Hela, Nanke, 't is de barones die u moet hebben, ''t schijnt "important" te zijn!" Ja, dat had hij ook gehoord en kwam dus van zijn brits af om te informeren wat er aan de hand was.  Of hij soms wist waar Jules uithing??? (Ja, dat was die al dan niet echte zoon van haar die het met dien "Alphonse" zoals la baronesse het op zijn Frans uitsprak, die Duitser uit Luxembourg goed kon vinden.)  
Ze had al heel het schip afgezocht en hij was "nieveranst, mais nulle-part" te vinden! "Ah, mais non!" Ze was niet naar le capitaine geweest, dat zou direct een hoop ambras geven!  Of hij even wilde helpen met zoeken want met die hitte, ze zou "bijkanst van mijnen tout-entier" vallen.  In de afgelopen dagen had mijn vader al opgemerkt dat de baronesse wel degelijk Vlaams èn Duits verstond al had ze dat die eerste drie weken volkomen genegeerd en zelfs ontkent. Uit de kajuit klonken er ingehouden lachjes en onderlinge komentaren in de zin van "Nanke gaat vannacht op een goei wei zitten!" :D en "ja, gelijk de meneer Jules mê de Titz! :D "  En hoewel mijn vader "wel droog achter zijn oren was", was hij van die toespelingen en vooral over Jules en den Titz in verwarring gebracht. Maar bon, hij wilde wel is gaan zien op het dek en in den salon alvorens naar de kapitein te gaan. Want het was ten strengste verboden voor hem om in de gang van de passagiershutten te komen.  Er was wel een soort van roomservice, maar dáár was Gilbert voor.  Naar verluid verdiende Gilbert een heel aardig zakcentje bij met zijn roomservice hoewel hij voornamelijk scotch bij heren kwam brengen.  Maar dat waren natuurlijk allemaal roddels. Tenminste, hij was altijd alleen en vertelde nooit iets. 
Op het achterdek aangekomen na een stijle trap zagen ze Jules en den Titz liggen. Op het eerste gezicht met "een fameus stuk in hun botten".  De fles Dimple lag op zijn derde zijkant op een servet terwijl 2 old fashioned glazen met het rollen van het schip van bak- naar stuurboord over het achterdek gleden. "Ooooh, mon dieu!" slaakte de baronesse, "die zijn zo zat gelijk iet!" Ze stond op de laatste tree en mijn vader een tree of 3 lager. "Ooooh, mon dieu..... Mor? Nondedju zeg, wa zen die der na aan het doeng???" klonk het plots in onvervalst Antwerps. Ze zette haar voet op het dek, slaakte weer een "Oooooh, o godverdoemme! Dien vetzak!" In onvervalst Antwaarps uit, om dan weer "Oh, Nanke, Tiens moi, je fainte, ik val van menzelvenst, houd mij vast, houdt mij vast!" Uit te slaken. Mijn vader riep terug: "Jamaar, ik staan achter u op den trap, houdt uw eigen vast hé, ik kan niks doen zenne!" Alsof ze door een bij gestoken was, waaide ze heel heftig met haren echten Spaansen eventaille, waaier dus, die met grote vaart uit hand vloog en met een grote boog, net langs mijn vader, plons, over stuurboord in het nachtelijk duister van de zee terecht kwam en, als een gevallen blad in een plas, rondtollend langs het schip afdreef om dan plots, als een waterschildpad, kopje onder, in de glinsterende golfjes te verdwijnen.  Maar ondertussen stond mijn vader met een hand zich aan de reling vasthoudend en met de andere hand de baronesse tegen te houden. "Jamaar zeg is," vertelde mijn vader, "dat was geen danseuzeke van 50 kilo zenne; ik dacht dat ik het niet zo overleven als zij, bovenop mij, van dien trap had doen afstuiken!" Maar net toen de waaier, door hen nagestaard, door de zee verzwolgen werd, klonk het vanaf het achtereind : "Chouke, zijde gij dat? Wat gooide gij nu over boord?" De twee zaten half rechtop, Jules starend richting trap en den Titz half voorover hangend en net verstaanbaar met driedubbel geslagen tong : "jowol Jüüles.... Ick liebe dich... Du, du... Nur du... Komm nok ein whiiiskeu, ein nok..."  De barones stond als verstijfd een paar seconden met één voet op het dek, zette haar voet terug, wachtte nog een paar seconden en zei toen met gebroken stem: "Nanke, gaat achteruit, gaat achteruit, c'a me suffis, ça me suffis!" Nog voor mijn vader kon vragen of alles wel goed was stapte ze resoluut achteruit de trap af, daarbij mijn vader bijna achterovergooiend. "Dien vuile smeerlap! Die Twie vuile vetzakken! Die zijn der nog ni vanaf!" siste ze tandenknarsend toen de trap af liep. "Chouke? Chou-chou??? Waar zijt ge nu???" Klonk het vanaf het achterdek gevolgd door een "let da Weib toch, iiiick bin hier veur du, iiiick bin dene Chou-Chou ja?!"
Resoluut, met stappen die zowat door het hele schip klonken beende de baronesse zich over de promenade terwijl mijn vader op zijn tenen achter haar aan stiefelde. "Jamaar nee zeg, ik wist niet wat ze zou gaan doen en het was al lang na middernacht geweest! Ik zag ze al met mij als getuige of zo naar de kapitein stappen die overigens toen "schift af" was en lag te slapen... Maar...." ineens bleef ze mid dek's staan; keek even om en leek plots te smelten! Het leek er sterk op dat ze allerlei opties  in sneltreinvaart zat af te wegen en zei plots "Nanke, Nanke, t'est vraiment mon sauveteur, mijnen redder in nood! Merci, Merci, Merci!...." ze lustte hem kort maar heftig op de mond, keek naar haar rechter hand die als altijd in waaierstand stond. Ze zakte even een stukje ineen en mompelde: "mijnen schonen Spaanse waaier, weg.... Da's nog wel het ergste; en morgen wordt het nòg warmer... allez, Nanke, Bonne nuit, en tot morgen. Oh, doe maar een tikken-eike gelijk gewoonlijk, niet te hard gekookt." en op haar hakken gedraaid liet zij mijn vader achter en slenterde richting haar kajuit.  In vaders kajuit sprongen de andere drie op toen hij in de open deur even bleef staan. ""Awel? Wat ist? Hebde't niet plezant gehad?" vroeg er een.  Hij zei eerst niets, klom naar zijn brits en mompelde: "dat gaan ik niet aan ullie neus hang, nu toch niet! Nee, nu niet!

De volgende middag zou pas het hoogtepunt van die eerste reis worden!  Tegen alle verwachtingen in zat het hele gezelschap als op dag 2 aan het ontbijt. De baronesse informeerde wel even of het eitje toch niet te hard gekookt was, Jules en de Titz hadden niet zo'n honger als gewoonlijk, maar verder was alles bijna come d'habitude : Jules zei of vroeg wat aan den Titz die al verteld had dat hij kopfschmerzen vom whisky had en verder weinig terugzei waarop Jules dan weer de bevestiging bij de baronesse ging halen : "n'est pas chou-chou?" waarop zij bevestigend knikte en dan "Garcon, Fernand, Nanke," riep, om te vragen of er die middag in la soupe verte ook erwtjes zaten, wat daar was ze zo dol op.  Maar die middag zou pas echt dol worden, charly Chaplin of Harrold Loyd zouden een Fortuyn betaald hebben voor dat - niet te filmen - scenario!

Het begon met het draaien voor de golf van Congo waarbij het schip steevast van stampen in rollen over ging. En voor de service klonk het weer "toeeeet-toet-toet" gevolgd door het commando: "sluit de patrijspoorten!"  En chouke was haar Spaanse waaier kwijt en het was verzengend warm daar vlak voor den Congo. En hoewel mijn vader inmiddels een evenwichtskunstenaar op één been uitserveren geworden was werd hij letterlijk met alle anderen op de proef gesteld.  
Het gezelschap kwam den salon binnengestrompeld! Zó warm was het!  Er werd gewaaierd als in de Arena van Cordoba!  De koude soupe verte zou bijna handwarm zijn en nee, er was wel een fantastisch fornuis maar de koeling trok destijds op niks! Tenminste, die van de keuken en het schip!  Maar ....

(Wordt vervolgt)

18 sept. 2014  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten